Een oudere hond, vaak van een middelgroot tot groot ras (vanaf 20 kg), die moeilijk opstaat uit de mand, de eerste minuten erg stijf en stram is waarna het langzaam wat beter gaat heeft vaak versleten heupen. Dit beeld is voor veel mensen herkenbaar en staat in de volksmond al bekend als de hond met 'ouderdoms-HD'. In het algemene deel over heupdysplasie wordt uitgelegd hoe HD ontstaat en welke mechanismen tot de klachten leiden. De oudere hond heeft met name last van de vaak verregaande slijtage van de heupkop en heupkom. Met name de botnieuwvormingen aan zowel de kant van de kop als aan de kant van de kom groeien door en zorgen voor vermindering van beweging, pijn en irritatie.
Wat zijn de klachten van de oudere hond met HD?
In tegenstelling tot de jonge hond met heupdysplasie vertoont de oudere hond vaak typische klachten:
- moeizaam overeind komen
- niet meer goed kunnen springen
- stijve gang die vaak na enige tijd verbetert
- vermindering bespiering achterhand
- vaak meer problemen na inspanning de vorige dag (strand, bos)
- slechte en goede periodes wisselen elkaar vaak af
Hoe stellen we de diagnose HD?
Op basis van de klinische klachten, het verhaal van de eigenaar en het klinisch onderzoek stellen we de waarschijnlijkheidsdiagnose. Bij het lichamelijk onderzoek valt vaak op dat de heupen niet goed gestrekt en gebogen kunnen worden, dat dit bij de hond een pijnreactie opwekt en dat de heupen minder goed naar buiten kunnen worden gebogen. Door de uitgebreide botnieuwvormingen is de ortolani-test vaak negatief. Dit betekent dat de heupkop vaak niet meer uit de kom te drukken is. Door middel van röntgenfoto's kan de diagnose bevestigd worden waarop vaak uitgebreide artrose zichtbaar is.
heupdysplasie met ernstige artrose
Wat is de behandeling voor HD op oudere leeftijd?
Heupdysplasie op oudere leeftijd wordt meestal op de niet-chirurgische manier behandeld, al zijn er een drietal chirurgische methoden bekend.
Niet-chirurgisch:
De niet-chirurgische behandeling, beter bekend als het artrose regime, bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Aangepaste beweging
De mate van beweging is vaak bepalend voor de ernst van de klachten. Snelle wendingen, springen, traplopen en draaien zijn slecht voor artrotische gewrichten. Beweging op de rechte lijn (wandeling aan de lijn) en zwemmen zijn goed. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt moeten honden met artrose juist veel bewegen, alleen moet piekbelasting voorkomen worden. Dit betekent dat men dagelijks ongeveer dezelfde hoeveelheid beweging aan de hond aanbiedt. Door regelmaitg te bewegen wordt de bespiering rond de heupen intakt gehouden die de belasting op de heupen beter kunnen opvangen. Wat wij overigens nooit uit het oog willen verliezen is dat een hond wel gewoon hond moet kunnen blijven en plezier in zijn leven moet houden; af en toe een wilde speelmiddag moet kunnen!
2. Ontstekingsremmers/pijnstillers (NSAID's)
Over het gebruik van pijnstillers bij artrotische klachten is lang onenigheid geweest. Tegenstanders gingen ervan uit dat het onderdrukken van de pijn zou resulteren in overbelasting van het aangedane gewricht waardoor de artrose zou verergeren. Afgezien van het feit dat een pijnvrije hond de voorkeur verdiend boven een hond met pijn, is de bovenstaande redenatie onwaar gebleken en hebben pijnstillers weldegelijk ook andere positieve effecten naast het bestrijden van de pijn.
NSAID's (non steroidal anti inflamatoire drugs) onderdrukken de stofjes (ontstekingsmediatoren) die in aangedaan kraakbeen vrijkomen en die direct voor een prikkeling van de zenuwen (pijn) zorgen en onderdrukken tevens de negatieve spiraal van de reacties die tot verslechtering van de artrose leiden. Ook is bekend dat deze groep van medicijnen een kraakbeenherstellende werking hebben. Recent is gebleken dat het continu geven van pijnstillers op de langere termijn effectiever is in het remmen van de artrose dan het incidenteel geven van pijnstillers op momenten dat de hond zichtbaar meer last heeft. De continue remming van met name de kettingreacties in het proces houdt het gewricht continu 'rustig' terwijl bij incidentele gift het proces tussen de giften in gewoon doorgaat.
3. Regulatie lichaamsgewicht
Overgewicht zal artrose doen verergeren omdat de belasting groter is dan bij een normaal gewicht. Veel honden met artrose hebben overgewicht. Het overgewicht kan een mede-oorzaak zijn, of het gevolg van de artrose. Een hond met artrose zal immers minder willen lopen (en dus minder energie verbranden) om vervolgens bij hetzelfde voerniveau dikker te worden. Wanneer hij zwaarder is geworden, zal de hond vervolgens meer last krijgen van de artrose zodat hij nog minder wil lopen. Op deze manier is ook hier een vicieuze cirkel ontstaan. Het laten afvallen van de hond is daarom van essentieel belang; minder eten en meer bewegen. Dit laatste kan verbeteren door het geven van pijnstillers. Er zijn van diverse fabrikanten echte 'afval' dieten op de markt die kunnen helpen uw hond te laten afvallen. We begeleiden veel honden in hun race tegen de kilo's door middel van dieetvoer, het regelmatig wegen van de hond en een uitgebalanceerd computerprogramma.
4. Chondoïtinesulfaat en glucosamine-supplementen
Chondroïtine en glucosamine zijn belangrijke bouwstoffen van kraakbeen. Hoewel uit onderzoek nog niet éénduidig is gebleken dat het toedienen van deze stoffen de ontwikkeling van artrose kan vertragen (er zijn net zoveel onderzoek de géén effect aantonen als onderzoeken die wel een positief effect laten zien) doordat de kwaliteit van het kraakbeen en de kraakbeen opbouw verbetert, zien we bij veel honden weldegelijk een positief effect optreden.
Chirurgisch:
Er zijn een drietal chirurgische mogelijkheden bij heypdysplasie op oudere leeftijd met wisselend succes. Er zijn per ingreep verschillende indicaties, voor- en nadelen en ook de revalidatie varieert.
1. Totale heupprothese
Bij de totale heupprothese wordt de gehele heup verwijderd en vervangen door een kunstheup. Ruim 85% van de geopereerde honden hersteld volledig na de operatie. Van de 15% van de dieren die na de ingreep niet goed loopt wordt het grootste deel veroorzaakt door complicaties als het loslaten van het cement of de prothese, infecties en heupkoppen die uit de kom los laten. Van honden met twee slechte heupen is bekend dat bij 80% maar één heup hoeft te worden vervangen.
2. Doorsnijden van de M. pectineus (pectineus myectomie)
Het doorsnijden van de musculus pectineus, een spier in de lies van de hond, heeft alleen zin wanneer door verbindweefseling van deze spier het been niet meer naar buiten bewogen kan worden. Op korte termijn is deze ingreep soms nog enigszins succesvol, maar na 1-2 jaar zijn de klachten meestal weer terug. Als praktijk zijn we om deze redenen over deze ingreep minder enthousiast.
3. Heupkopresectie
Bij de heupkopresectie wordt de heupkop en de hals van het bovenbeen verwijderd. Het lichaam zal een 'nieuw gewricht' gaan vormen wat een enigszins normale funktie van de heupen oplevert. In 85% van de geopereerde honden beneden de 15 kg lichaamsgewicht is de heupkopresectie succesvol. Dit percentage wordt lager naar mate het lichaamsgewicht van de hond toeneemt.